zaterdag 21 december 2013

Het brood en het beleg

Kerstmis 1979. Aan de Visserstraat in Groningen, een 'drugsaanloophuis', wordt voor het eerst methadon verstrekt. Jan Visser is erbij. Hij is in dienst gekomen van de Groningse GGD om een methadonpost op te zetten, die in het voorjaar van 1980 officieel geopend zal worden in een pand aan het Damsterdiep. Heroïneverslaafden, straathoek- en opbouwwerkers ijveren dan al jaren bij de gemeente voor methadonverstrekking aan  langdurig verslaafden. Een arts en twee verpleegkundigen (waarvan Jan er één is) bemensen de methadonpost.  


Het Damsterdiep in 1980
(Bron: beeldbank.cultureelerfgoed.nl)
Jos is er één van de eerste klanten. Hij is nog maar 16, maar al hevig verslaafd aan heroïne. Hij werd doorverwezen door het CAD en ziet de methadonverstrekking als een manier om gemakkelijk aan z'n dagelijkse dosis te komen. “Voor veel verslaafden was methadon het brood; het beleg scoorden we er zelf bij”, zegt Jos. 

Jan leert zijn cliënten goed kennen. “Ik zag mijn klanten dagelijks, er ontstond met de meesten van hen een band. We wilden ook niet boven, maar naast onze cliënten staan. Maar voor confrontaties en zelfs geweld ging ik niet uit de weg. Vooral de mensen met persoonlijkheidsstoornissen waren pittig. Die hebben nergens respect voor, ook niet voor zichzelf”, zegt Jan.  

Met zijn grote baard en brede schouders is Jan voor Jos de rust in de methadonpost. Jos is eigenwijs en heeft moeite met autoriteit. “Maar wat Jos ook deed, ik had respect voor hem. En hij voor mij.” 

Aanvankelijk is Jos niet van plan het rechte pad op te gaan. Geregeld wordt hij opgepakt door de politie voor misdrijven waar hij soms wel, soms niet bij betrokken is. De methadonpost is een vrijplaats; de politie wordt er niet toegelaten. “Terwijl de politie nog druk met haar onderzoek bezig was, wisten wij vaak al tot in detail wat er die afgelopen nacht was gebeurd”, zegt Jan.

Na een periode van detentie komt Jos terug bij de methadonpost. Inmiddels heeft hij een vrouw en (stief)kinderen, maar zijn leven staat nog steeds in het teken van drugs en criminaliteit. Jan vindt dat waar Jos mee bezig is, als huisvader niet kan. En hij zegt dat ook. “Jan vond dat ik mijn verantwoordelijkheid moest nemen. Af en toe zei hij hele rake dingen”.   

Op een dag is Jos ziek en kan hij niet naar de methadonverstrekking komen. Jan gaat hem zijn methadon brengen. “Zo deden we dat. Het was praktisch en zo kregen we ook een idee hoe onze klanten leefden”. Jos ligt in bed met longembolie en is er niet best aan toe. Het komt uiteindelijk goed, maar misschien was het anders afgelopen als Jan niet was langs gekomen en een ambulance had gebeld. Ook zorgt Jan ervoor dat Jos en zijn gezin kunnen verhuizen naar een grotere woning.  

De methadonbus in aanbouw
(Bron: Nieuwsblad v/h Noorden, november 1987)
Jos blijft een trouwe, maar soms lastige klant van de methadonpost. Als hij weer eens over de schreef gaat, mag hij de post niet meer in en moet voor straf een periode zijn methadon komen halen in de methadonbus. Maar dat is nauwelijks een straf te noemen. Volgens Jos is het 'de mooiste bus van Nederland'. Jan had de bus samen met een bevriende architect in opdracht van de toenmalige wethouder ontworpen. “Onze cliënten kwamen steeds vaker uit de buitenwijken. Voor sommigen was het niet te doen dagelijks naar de binnenstad te komen”. De gemeente wilde de methadonverstrekking spreiden. De bus was daarvoor de oplossing. Hij had een aparte spreekkamer, een telefoon, toiletten en verwarming die het ook deed als de bus stil stond. Het enige nadeel was dat de methadonverstrekkers eerst hun groot rijbewijs moesten halen voordat ze met de bus de weg op konden. 

In 1989 gaat Jos toch serieus nadenken. Zijn gezin, de drugsscene die steeds harder wordt, steeds opgepakt worden door de politie voor vergrijpen waarmee hij niks te maken heeft... “En natuurlijk Jan, die steeds op m'n huid zat. Dat alles bij elkaar maakte dat ik besloot te stoppen met de drugs, en met methadon”. Samen met Jan maakt hij een afbouwschema: met Kerstmis wil hij clean zijn. 

Hij krijgt een baantje in een coffeeshop. Niemand wil werken met Kerst, maar Jos wil die dagen juist graag iets om handen hebben. Eerste Kerstdag is zijn eerste werkdag. “Ik merkte ik dat ik plezier had in het werk, dat mensen me waardeerden. Ik kreeg een ander sociaal leven. Dat gaf zo'n boost, dat ik voelde dat ik de drugs niet meer nodig had. Blijkbaar was de tijd er rijp voor”.

 

dinsdag 17 december 2013

Groningers dronken veel


                               
   


Op mijn zoektocht in het Groninger Archief naar de geschiedenis van de Droge Kroeg en het CAD in Groningen kwam ik een interessant correspondentie tegen tussen de landelijke en gemeentelijke vertegenwoordigers over het alcoholgebruik van de Groningers in jaren 1913 tot 1921.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek schrijft in een brief van 6 september 1918 aan de burgemeester van Groningen. Het gaat daarin over het alcoholgebruik in 1913.

Mocht het verbruik per hoofd abnormaal zijn, dan zou omtrent de aanleiding daartoe gaarne opgaaf worden tegemoet gezien. Hierbij is gedacht aan zwaren arbeid, die met meer gebruik van alcohol pleegt samen te gaan, invloed van matigheidgenootschappen, end.”

Meegestuurd zijn enkele statistieken met vergelijkingen tussen de hoeveelheid per hoofd van de bevolking aanwezige hoeveelheid alcohol in Groningen en landelijk. Dat is resp. 10,64 liter en 5,24 liter. In Groningen woonden op 1 januari 1913 78.276 personen. Apart wordt nog de hoeveelheid aanwezige sterke drank vermeld met een promillage van 50 of meer. Deze wordt overigens niet vergeleken met de rest van het land, maar blijkt uit het hierna volgende ook gezien te moeten worden als omvangrijk en is mogelijk de veroorzaker van de grote hoeveelheid per hoofd van de bevolking. Dan moet je daarbij nog bedenken dat het gaat om liters per hoofd van de bevolking en met sterke drank gaat het dan dus om veel meer alcohol per hoofd van de bevolking.

Toch geen gering verschil, dat terecht om een verklaring vraagt en die komt er dan ook, overigens gegeven door de Hoofd-commissaris van Politie, die in zijn reactie erkent dat in Groningen meer gedestilleerd wordt gebruikt dan elders, maar dat komt volgens hem niet door de door het CBS genoemde mogelijke oorzaken maar door: “Dat het gebruik van sterken drank hier grooter is dan gemiddeld in het Rijk, kan misschien hieruit worden verklaard, dat in het Noorden minder bier wordt gedronken dan elders, met welke laatste bewering naar ik meen wel algemeen zal worden ingestemd”.  Helaas is een reactie van het Rijk op dit bewijs uit het ongerijmde niet te vinden.

Vervolgens tref ik een tabel aan die een vergelijking tussen het gebruik per hoofd van de bevolking in Groningen over drie jaren vergelijkt met die van het Rijk.

 
l p hfd bev Gr
l p hfd bevRijk
inw. Gr
1916
9,38
4,73
84.448
1917
8,86
4,95
86.287
1918
5.15
3,21
87.063

 

De gemeente geeft voor de afwijkingen ten opzicht van het Rijk de verklaring dat dat het gevolg is van de aanwezigheid van enige fabrieken en dat Groningen een opslagplaats is voor andere gemeenten. Met dat laatste wordt bedoeld dat Groningen gezien moet worden als een centrum voor overslag en distributie. Over de forse afname in 1918 kan ik geen verklaring vinden. Deze is ook wel vreemd, als we de cijfers over 1920 bekijken die zijn toegevoegd aan een brief van de Hoofd-Commissaris van Politie van 18 juni 1921.

1920 9,42 liter per hoofd van de bevolking in Groningen tegen 5,15 liter in het Rijk. Het inwonertal van Groningen is dan 89.030.

In zijn verklaring komt de hoofdcommissaris met dezelfde redenering als in zijn brief met de verklaring voor het hoge alcoholgebruik in 1913.

We kunnen waarschijnlijk wel concluderen dat het alcoholgebruik in Groningen in de jaren 10 van de vorige eeuw vergeleken met geheel Nederland hoog was.

Tegenwoordig kan het alcoholgebruik per gebied (provincie en gemeente) niet meer afgeleid worden uit de statistieken over aanwezige hoeveelheden, daar die niet meer bij gehouden worden. Men gaat daarvoor veel meer af op de registraties van het aantal mensen met hulpvragen of op de uitslagen van gezondheidsenquêtes. Het CBS geeft in een document over verschillende onderwerpen trends weer over ruim 2 eeuwen (1800 – 2006); ook de hoeveelheid alcohol per hoofd van de bevolking is daarin opgenomen. Er is een sterk schommelende maar stijgende lijn van 1800 tot 1840; daarna een daling tot 1870, gevolgd door een schommelend stijgende lijn tot 1880, die redelijk stabiel blijft en langzaam daalt tot het einde van de eerste wereldoorlog, gevolgd door een sterke daling tot 1920, geleidelijk verder afnemend tot de tweede wereldoorlog. Na de tweede wereld oorlog is er een stijgende lijn, die overigens pas in de jaren 70 weer het niveau van de jaren 30 van de 19de eeuw bereikte. De toename in zowel de 19de als de 20ste eeuw wordt toegeschreven aan de toenemende welvaart. In de 19de veroorzaakt door de verbeterde arbeidsomstandigheden en in de 20ste eeuw door de algeheel toegenomen welvaart.