Bijdehand
waren we op vroege leeftijd
niets was ons te dol
We konden gewoon ons
ei niet kwijt
we leefden toch maar
voor de lol
Los van God, alles en
iedereen
zochten we ons
toevlucht in de dope
We leefden ons leven
vaak alleen
weinig zaken gaf ons
nog hoop
Niemand die ons kon
bekeren
voor ons was het al
te laat
Wij leefden toen in
andere sferen
het waren de donkere
sferen van de straat
We werden bestempeld als randgroepjongeren. We waren jongeren die aan de zelfkant van de maatschappij leefden. Randgroepjongeren kwamen vaak uit achterstandswijken/ probleemgezinnen. Ze kwamen uit minderheidsculturen, zoals de Molukkers en Surinamers in die tijd uit Groningen. Ondanks de (sub)cultuurverschillen bleken we toch een overeenkomst te hebben. Wat ons met elkaar verbond of in elkaar aantrok? We stonden aan de zelfkant van de samenleving. We hadden aanpassingsproblemen, waardoor we moeilijk aansluiting vonden met anderen. We waren onstabiel, konden niet meekomen op school, werden gezien als brutaal en onhandelbaar, kortom we waren de schoffies van de straat, die zich destijds niet konden handhaven in Groningen.
We zochten elkaar op in een jeugdsoos achter de A-kerk. Tuin In genaamd, maar ook bar dancing de Blauwe Huzaar in de Hardingedwarsstraat was op zaterdagavond ons domein. We rookten hash en hadden bravoure.
Tot de heroïne zijn opmars begon te maken. Eén voor eén gingen we voor de bijl. We zogen elkaar als het ware mee in het gebruik. Je hoorde er anders niet meer bij. Maar het verzachtte ook de pijn. Ik heb het hier over de middenjaren zeventig van de vorige eeuw. Ik behoorde ook tot deze jongeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten